Er bestaat in Frankrijk bijna niets belangrijkers dan eten. Voor de Fransen dient een maaltijd niet alleen om de honger te stillen, maar ook om te ontspannen en uitgebreid te converseren. Na een goede maaltijd en een goed glas wijn is elk onderwerp bespreekbaar en kan elke gunst gevraagd worden.

Le petit déjeuner (ontbijt)
Het ontbijt van de Fransen is vaak karig. Het bestaat uit een klein kopje zwarte koffie of een café au lait waarin met soms wat brood sopt. Kinderen drinken meestal melk of warme chocolademelk. Landarbeiders onderbreken rond achten het werk om op de boerderij een flink ontbijt te nuttigen met brood, vlees, worst (charcuterie) enz. In de stad ontbijt men meestal onderweg of in een café. Dit is vaak stokbrood of een croissant, per hapje besmeerd met boter en jam.

Le repas (lunch)
Zowel ‘s middag als ‘s avonds eten de Fransen warm. Buiten de grote steden eet men tussen de middag vaak thuis. Dit is de hoofdmaaltijd en men neemt er dan ook de tijd voor. Meestal is er soep en vaak een hardgekookt ei met mayonaise en rauwkost. Ook een quiche of een croque monsieur (tosti) behoren tot de mogelijkheden. Op zondag lunchen de meeste Fransen uitgebreid met de hele familie.
Mensen in de steden met een kantoorbaan eten in bedrijfskantines waar complete lunches worden geserveerd. En kinderen eten tussen de middag in schoolcafetaria’s.

Le goûter (vieruurtje)
Omdat de Fransen hun diner pas rond 20.00 uur eten, wordt er rond 16.00 uur vaak nog taart of koekjes gegeten en wat gedronken.

Le diner (avondeten)
In de stad is het avondeten de hoofdmaaltijd van de dag.  Om de eetlust op te wekken, drinkt men vaak pastis, een anijsdrank aangelengd met water. De hoofdmaaltijd bestaat uit ten minste drie, maar meestal vier gangen: